Maria en de evangelisatie
 
a. Het Woord van de Gekruisigde

Aan het kruis spreekt Jezus niet mis te verstane woorden over het geestelijk moederschap van Maria. "Toen Jezus zijn moeder zag, en naast haar de leerling die Hij liefhad, zei Hij tot zijn moeder: 'Vrouw, zie daar uw zoon.' Vervolgens zei Hij tot de leerling: 'Zie daar uw moeder.' En van dat ogenblik af nam de leerling haar bij zich in huis." (Joh. 19,26v.). Jezus vraagt aan de geliefde leerling, dat wil zeggen aan de Kerk, om Maria als zijn moeder bij zich op te nemen. De leerling doet dit ook, door haar bij zich in huis te nemen. Toegepast op ons betekent dit: wij nemen Maria op in onze oikos (=huis)- evangelisatie. Maar om te beseffen wat dit betekent laten wij graag een exegeet (=bijbel-uitlegger) van faam aan het woord. Professor Ignace de la Potterie vraagt zich af wat dit 'opnemen in het huis' betekent. "Het is zeker niet dat de leerling Maria 'nam' om haar mee te voeren naar zijn huis. Dit is een té materiële interpretatie, maar het is ook niet in de zin dat hij Maria passief 'ontving'. Neen, het werkwoord 'lambano' dat hier gebruikt wordt met betrekking tot de levende persoon van Maria, duidt op een 'aanvaarden in geloof', niet in de passieve zin van het woord, maar als een gelovige houding die van de leerling een gelovige reactie vraagt op de woorden van Jezus. Hij moet in zijn leven ten uitvoer brengen wat Jezus zojuist gevraagd heeft, namelijk zoon te worden van Maria. Met andere woorden hij moet een gelovige worden in de Kerk, gelovig ten overstaan van Maria en van de Kerk". Hoe moet dan de letterlijke griekse tekst 'eis ta idia' (die door de Willibrordvertaling weergegeven wordt met 'bij zich in huis) vertaald worden? De la Potterie: "De kerkvader Ambrosius spreekt hier van de 'geestelijke goederen'. C. Journet vertaalt ons vers aldus: 'Hij nam haar op in zijn inwendig leven, in zijn geloofsleven'. Het is de bereidheid zich in geloof open te stellen voor de laatste woorden van Jezus en zijn geestelijk testament uit te voeren" (I. de la Potterie, Het Mariamysterie in het Nieuwe Testament, Bonheiden 1985, p. 223-226). Met andere woorden: wij willen Maria in onze 'oikos-evangelisatie' opnemen, wij willen haar in ons geloofsleven opnemen en in de ontwikkeling van ons hele project. Dit is een bewuste keuze die ons tegelijkertijd oproept om haar ook heel bewust en intens op te nemen in ons persoonlijk geloofsleven.

b. Maria, aanwezig bij de menswording, het sterven en de verrijzenis van de Heer en bij de Geestuitstorting van Pinksteren

Maria is steeds aanwezig bij de grote geheimen van ons geloof. Zij zal dan ook de beste begeleiding kunnen geven om vanuit deze geheimen te leven. In en met Maria willen wij ons laten binnenhalen in het mysterie van Christus, om zo ook vanuit Hem te kunnen leven. In de liturgie van de Kerk wordt deze verbondenheid met de heilsmysteries van Christus op de volgende manier in een Maria-prefatie verwoord: "En nu verheerlijken wij U bij deze viering, omwille van de heilige maagd Maria. In haar onbevlekt hart heeft zij uw Woord opgenomen en het in haar maagdelijke schoot mogen ontvangen; haar Schepper heeft zij ter wereld gebracht en in Hem het eerste begin van de Kerk met haar zorg omringd. Zij heeft onder het kruis het testament aanvaard van Gods liefde en alle mensen aangenomen als haar kinderen die door de dood van Christus tot het goddelijk leven zijn herboren. Met de leerlingen heeft zij zich in gebed verenigd, toen de apostelen wachtten op de komst van de Beloofde en zo is zij het voorbeeld geworden van de biddende Kerk. Verheven tot de hemelse glorie begeleidt zij met moederlijke liefde de Kerk op haar pelgrimstocht en waakt zij vol goedheid over haar voortgang naar het vaderland, totdat het licht aanbreekt van de glorievolle dag des Heren" (Altaarmissaal blz. 1281, prefatie 'Maria, voorbeeld en moeder van de Kerk).

c. Volgens de leer van Grignion de Montfort

Wij laten ons inspireren door de rijke gedachten van Grignion de Montfort (1673-1716). Montfort begint zijn uiteenzetting over 'de ware godsvrucht tot de allerheiligste Maagd ofwel voorbereiding op het Rijk van Jezus Christus' (WG) met de volgende fundamentele zin: "Door de allerheiligste maagd Maria is Jezus Christus in de wereld gekomen; door haar ook moet Hij in de wereld regeren" (WG 1). Met andere woorden, wanneer wij evangelisatie verstaan als een laten regeren van Jezus in de harten van de mensen, dan is Maria de meest veilige en zekere weg daar naartoe. Door haar is Jezus in de wereld gekomen, door haar zal Hij ook in de harten van de mensen kunnen komen. Onze evangelisatie-methode staat dus volledig in dienst van Maria: wanneer wij ons werk, deze cursus, maar vooral ook alles wat wij leren en verlangen, aan Maria toevertrouwen, zal zij het vruchtbaar laten worden. Dit is niet zomaar een vrome wens, of een bepaalde mariale devotie, maar een kerngedachte die ook in het Tweede Vaticaans Concilie uitgewerkt is.

  • Maria, medewerkster met de Heer

"De heilige maagd, van eeuwigheid samen met de menswording van het Woord van God tot moeder van God door een raadsbesluit van de goddelijke Voorzienigheid voorbestemd, werd hier op aarde de milde moeder van de goddelijke Verlosser en op heel bijzondere wijze, vóór alle anderen, zijn edelmoedige gezellin en de nederige dienstmaagd van de Heer. Zij heeft Christus ontvangen, gebaard, gevoed, in de tempel aan de Vader aangeboden, bij de dood van haar Zoon op het kruis meegeleden met Hem en aldus op volstrekt enige wijze aan het werk van de Heiland meegewerkt door haar gehoorzaamheid, haar geloof, haar hoop, haar vurige liefde, om het bovennatuurlijk leven van de zielen te herstellen. Daarom is zij, in de orde van de genade, onze moeder" (Lumen Gentium 61).

  • Maria, moeder van de genade

"Dit moederschap nu van Maria in het genadebestel gaat zonder ophouden voort, vanaf de instemming die zij bij de boodschap in geloof heeft gegeven en waarin zij onder het kruis zonder aarzelen heeft volhard tot aan de eeuwige voleinding van de uitverkorenen. Want, ten hemel opgenomen, heeft zij deze heil brengende taak niet neergelegd, maar door haar menigvuldige voorspraak gaat zij voort ons de gaven van het eeuwige heil te bezorgen. Met moederlijke liefde draagt zij zorg voor de broeders van haar Zoon die nog op pelgrimstocht zijn en in gevaren en angsten verkeren, totdat zij het gezegend vaderland bereiken. Daarom wordt de heilige maagd door de Kerk aangeroepen onder de titels van voorspreekster, helpster, bijstand, middelares" (Lumen Gentium 62). Letten we vooral op het volgende: "Want ten hemel opgenomen, heeft zij deze heil brengende taak niet neergelegd, maar door haar menigvuldige voorspraak gaat zij voort ons de gaven van het eeuwig heil te bezorgen". Dit "bezorgen' is de vertaling van het Latijnse woord 'conciliare', wat betekent: verenigen, bevriend maken, winnen, aanbevelen, ingang doen vinden, tot stand brengen, bewerken, verwekken, verschaffen, bezorgen. Door haar voortdurende voorbede bewerkt Maria de gaven van het eeuwig heil. Zij is voorspreekster, helpster, bijstand en middelares. Het geestelijk moederschap van Maria strekt zich uit naar de gelovigen, maar ook zal zij door haar geestelijk moederschap voorspreekster zijn voor de mensen uit onze omgeving, uit onze 'oikos'. Monfort legt dit verder uit in zijn 'ware godsvrucht'. Wij citeren hier enkele belangrijke passages. "God de Vader heeft niet anders dan door Maria zijn enige Zoon aan de wereld geschonken. De aartsvaders hebben hierom gesmeekt, de profeten en de heiligen van het Oude Verbond hebben om die kostbare schat gebeden gedurende vierduizend jaren. Maar alleen Maria heeft hem verdiend en genade gevonden in de ogen van God, dankzij haar alvermogend gebed en verheven deugdzaamheid. De heilige Augustinus zegt dat de wereld niet waardig was om de Zoon rechtstreeks uit Gods vaderhanden te ontvangen en dat Hij Hem daarom aan Maria heeft gegeven, opdat de wereld Hem verkrijgen zou door haar. God de Zoon is om onze verlossing mens geworden, maar in en door Maria. God de heilige Geest heeft in Maria Jezus Christus gevormd, maar eerst vroeg Hij bij monde van een van zijn voornaamste hofdienaren om haar toestemming" (WG 16). "God de Vader heeft Maria in zijn vruchtbaarheid doen delen voor zover een louter schepsel daartoe in staat is. Aldus gaf Hij haar het vermogen zijn Zoon voort te brengen en alle leden van zijn mystiek lichaam" (WG 17). "God de Zoon is in de maagdelijke schoot van Maria neergedaald als de nieuwe Adam in zijn aards paradijs: Hij wilde er zich vreugdevol vermeien en in verborgenheid wonderen van genade verrichten. De mensgeworden God beleefde zijn vrijheid terwijl Hij zich gevangen wist in Maria's schoot; en Hij straalde zijn kracht uit, toen Hij zich door dit meisje liet dragen. Zijn eigen glorie en die van de hemelse Vader wist Hij te verwezenlijken door zijn heerlijkheid voor alle aardse schepselen te verbergen en alleen te openbaren aan Maria. Op glorievolle wijze bewees Hij zijn onafhankelijkheid en majesteit door bij zijn ontvangenis, geboorte, opdracht in de tempel, tijdens zijn dertigjarig verborgen leven en tot op het ogenblik van zijn sterven afhankelijk te zijn van deze liefdevolle maagd. Inderdaad, tot het ogenblik van zijn sterven; want Maria moest daarbij tegenwoordig zijn, opdat zijn offer één geheel zou vormen met het hare. Hij wilde aan de hemelse Vader geslachtofferd worden met haar toestemming, zoals eens Isaak opgedragen werd aan de wil van God door de toestemming van Abraham (vgl. Gen. 22,2-3). Maria heeft Jezus gezoogd, zij heeft voor zijn voedsel en onderhoud gezorgd, zij bracht Hem groot en offerde Hem voor ons. Deze afhankelijkheid van God is wel zo wonderbaar en onbegrijpelijk dat de heilige Geest - om de waarde en oneindige glorie ervan te openbaren - er in het evangelie niet over heeft kunnen zwijgen (vgl. Lc. 2,51), ofschoon Hij bijna alle wonderen door de mensgeworden Wijsheid gedaan tijdens zijn verborgen leven, verzwegen heeft. Jezus Christus heeft meer glorie aan zijn hemelse Vader gegeven door zich gedurende dertig jaar aan Maria te onderwerpen, dan wanneer Hij door het verrichten van de grootste wonderen de hele wereld had bekeerd. Wat een hoge eer bewijzen we dus aan God als we ons, om Hem te behagen, afhankelijk maken van Maria. We handelen dan immers in navolging van Jezus Christus, ons enig toonbeeld" (WG 18). "Indien wij het verdere leven van Jezus Christus aandachtiger beschouwen, valt ons op dat Hij zijn reeks wonderen heeft willen beginnen door Maria. Op haar woord heeft Hij de heilige Johannes geheiligd in de schoot van diens moeder, de heilige Elisabet; op het moment dat zij sprak werd Johannes geheiligd (vgl. Lc. 1,41). Dit is het eerste en grootste wonder dat Hij verrichtte in de orde van de bovennatuur. En op de bruiloft van Kana veranderde Hij, op haar nederig verzoek, water in wijn (vgl. Joh. 2, 1-12): zijn eerste wonder in de orde van de natuur. Zo is Hij begonnen en voortgegaan wonderen te doen door Maria. Zo zal Hij ook tot het einde van de tijden wonderen blijven uitwerken door Maria" (WG 19). "God de heilige Geest is onvruchtbaar in God, Hij brengt immers geen andere goddelijke persoon voort; maar door zijn bruid Maria is Hij vruchtbaar geworden. Met haar, in haar en uit haar heeft Hij zijn meesterwerk tot stand gebracht: de Godmens. Op dezelfde wijze verwekt Hij nog dagelijks, tot het einde van de wereld, de uitverkorenen en de ledematen van dat aanbiddelijk hoofd. Wanneer het er dus om gaat Jezus Christus in een ziel voort te brengen en een ziel in Jezus Christus, werkt de heilige Geest des te krachtiger naarmate Hij er zijn geliefde en onafscheidelijke bruid inniger aanwezig vindt" (WG 20). "Nu willen wij niet beweren dat de allerheiligste Maagd de vruchtbaarheid aan de heilige Geest verleent, alsof Hij ze niet reeds bezat. De heilige Geest is immers God en daarom is Hij, evenals de Vader en de Zoon, wel degelijk vruchtbaar, dat wil zeggen bezit Hij het vermogen tot voortbrenging. Alleen gebruikt Hij dit vermogen niet daadwerkelijk en brengt Hij in feite geen goddelijke persoon voort. Het enige dat wij dus bedoelen is, dat de heilige Geest de heilige Maagd absoluut gesproken niet nodig had, maar dat Hij haar heeft nodig willen hebben, om door haar tussenkomst zijn vruchtbaarheid tot werkzaamheid te brengen en om in en door haar Jezus Christus en de leden van zijn mystiek lichaam te verwekken. Dit is een mysterie van genade dat zelfs aan de meest geleerde en vrome christenen onbekend is" (WG 21). "De gedragslijn die de drie personen van de allerheiligste Drieëenheid hebben gevolgd bij de menswording en de eerste komst van Jezus, volgen zij dagelijks op onzichtbare wijze in de heilige Kerk. En tot het einde van de tijden, bij de laatste komst van Jezus, zullen zij daaraan trouw blijven" (WG 22). "God de Vader heeft alle wateren doen samenvloeien en die samenvloeiing noemde Hij: zee; zo deed Hij ook met al zijn genaden, en deze noemde Hij: Maria. Die grote God bezit een rijkgevulde schrijn, een schatkamer, waarin Hij al wat er aan schoonheid, schittering en zeldzame kostbaarheden bestaat, ja zelfs zijn eigen Zoon, geborgen heeft. En deze onmetelijke rijkdom is Maria. De heiligen noemen haar de schatkamer van de Heer. Uit haar volheid ontvangen de mensen rijkelijk hun deel" (WG 23). "God de Zoon heeft al wat Hij door zijn leven en sterven verworven heeft, zijn oneindige verdiensten en bewonderenswaardige deugden, aan zijn moeder toevertrouwd. De volledige erfenis, Hem door de vader verleend, laat Hij door haar beheren. Door haar past Hij zijn verdiensten toe op de leden van zijn mystiek lichaam en geeft Hij hun deel aan zijn deugden en genaden. Zij is de mysterievolle bedding, de leiding, waarlangs Hij de wateren van zijn barmhartigheid zacht en rijkelijk doet stromen" (WG 24). "God de heilige Geest heeft aan Maria, zijn trouwe bruid zijn onuitsprekelijke gaven geschonken. Hij koos haar uit tot uitdeelster van zijn bezit, zodat zij al zijn gaven en genaden wegschenken kan en het recht heeft vrij te beslissen over persoon, hoeveelheid, wijze van schenking en tijdstip. Er daalt geen enkele gunst van de hemel naar de aarde of ze gaat door haar maagdelijke handen. Zo is nu eenmaal Gods heilige wil dat wij alles door Maria zouden ontvangen. Op die manier wilde de Allerhoogste haar verrijken, verheffen en eren, omdat zij zich gedurende haar aardse leven uit diepe ootmoed altijd ontledigd, vernederd en tot in de afgrond van het niet verborgen heeft. Aldus het gevoelen van de Kerk en de heilige vaders" (WG 25). "God de Vader wil tot aan het einde van de wereld kinderen verwekken door Maria. Hij zegt tot haar: In Jacob inhabita (vgl. Jes.Sir. 24,8): Sla uw tent op in Jacob. Dit betekent: ga in mijn kinderen wonen, de uitverkorenen, die door Jacob worden voorafgebeeld; en niet in de kinderen van de duivel, de verworpelingen, door Esau voorafgebeeld" (WG 29). "Zoals voor de natuurlijke, lichamelijke geboorte de tussenkomst wordt vereist van een vader en een moeder, zo is ook bij de bovennatuurlijke en geestelijke voortbrenging God onze Vader en Maria onze moeder. Alle ware kinderen van God en uitverkorenen hebben God tot Vader en Maria tot moeder. Wie Maria niet tot moeder heeft, bezit evenmin God als Vader" (WG 30). "God de Zoon wil elke dag opnieuw in de leden van zijn mystiek lichaam gevormd worden en als het ware door zijn dierbare moeder het geheim van de menswording voortzetten. Daarom zegt Hij tot Maria: In Israël hereditare (vgl. Jes.Sir. 24,8): Vind in Israël uw erfdeel. Het is alsof Hij wil zeggen: van mijn Vader heb Ik alle volkeren van de aarde tot erfdeel gekregen, alle mensen, goeden en slechten, uitverkorenen en verworpelingen. De goeden zal Ik met gouden scepter regeren, de slechten met ijzeren roede. Een vader en voorspreker zal Ik zijn voor de geroepenen, een rechtvaardige straffer voor de verworpenen, een rechter voor allen. Maar, lieve moeder, voor u is alleen het uitverkoren deel bestemd dat voorafgebeeld werd door Israël. Als hun goede moeder moet u hen voortbrengen, voeden en groot brengen en als hun koningin moet u hen leiden, besturen en verdedigen" (WG 31). "Een mens en een mens is in haar geboren, zegt de heilige Geest: Homo et homo natus est in ea (vgl. Ps. 87,5). Sommige vaders leggen deze tekst aldus uit: De eerste mens die uit Maria werd geboren, is de Godmens, Jezus Christus; en de tweede een gewone mens, kind van God en van Maria door aanneming. Wanneer het hoofd van het menselijk geslacht Jezus Christus uit haar werd geboren, dan is het logisch dat ook de uitverkorenen, de ledematen van zijn mystiek lichaam, uit Maria het leven ontvangen. Een moeder brengt toch niet alleen het hoofd ter wereld zonder de ledematen; ook niet de ledematen zonder het hoofd. Dat zou immers een monster zijn in de natuur. Welnu, zo is het ook in de bovennatuur: zowel hoofd als ledematen komen voort uit dezelfde moeder. Indien dus een lid van het mystieke lichaam, een voorbeschikte, een andere moeder zou hebben dan Maria die het hoofd gebaard heeft, dan zou hij allerminst een uitverkorene of lidmaat van Jezus Christus zijn, maar een monster in de orde van de genade" (WG 32). "Bovendien is Jezus nu nog altijd, even goed als vroeger, de Zoon van Maria. Hemel en aarde zeggen het haar dagelijks ontelbare malen: En gezegend is de vrucht van uw schoot. Ongetwijfeld is Hij dus, zowel voor iedere gelovige afzonderlijk als voor allen gezamenlijk, de vrucht en het werk van Maria. Daarom kan iedere gelovige in wiens hart Jezus gevormd is vrijmoedig uitroepen: Grote dank aan Maria! Wat ik ontvangen heb, is haar werk en haar vrucht. Zonder haar zou ik het niet bezitten. De woorden die de heilige Paulus over zichzelf gezegd heeft, kan men met meer recht op Maria toepassen: quos iterum parturio, donec in vobis formetur Christus (vgl. Gal. 4,19): Dagelijks baar ik de kinderen van God, totdat mijn Zoon Jezus Christus in hen gevormd is tot de volle rijkdom van zijn volwassenheid (vgl. Ef. 4,13). De heilige Augustinus overtreft zichzelf en alles wat door mij hierboven is uiteengezet, wanneer hij zegt dat al de uitverkorenen hier op aarde verborgen zijn in de geestelijke schoot van de allerheiligste Maagd, om er gevormd te worden naar het beeld van de Zoon Gods. Moeder Maria bewaart, voedt en onderhoudt hen. Zij doet hen groeien totdat het ogenblik gekomen is om hen te baren voor de glorie: hun sterfdag wordt hun geboortedag, zoals de Kerk de dood der rechtvaardigen noemt. Dit is een geheim van genade waarvan de verworpenen niets afweten en dat nog onvoldoende bekend is bij de uitverkorenen" (WG 33). "God de heilige Geest wil zijn uitverkorenen vormen in en door Maria. In electis meis mitte radices (vgl. Sir. 24,12) zegt Hij tot haar: Mijn beminde, mijn bruid, laat al uw deugden wortel schieten in de harten van mijn uitverkorenen om ze te laten groeien van deugd tot deugd en van genade tot genade. Tijdens uw leven op aarde hebt u mij zoveel genoegen gedaan met uw verheven deugdzaamheid dat ik u niet alleen in de hemel maar ook nog op aarde wens te ontmoeten. Herschep daarom uw beeld in mijn uitverkorenen. Laat mij met vreugde in hen de wortels terugvinden van uw onoverwinnelijk geloof, diepe nederigheid, algehele versterving, verheven gebed, vurige liefde, vaste vertrouwen en al uw andere deugden. U bent voor mij altijd nog dezelfde trouwe, zuivere en vruchtbare bruid als vroeger; daarom laat uw geloof mij gelovigen, uw zuiverheid mij maagden en uw vruchtbaarheid mij uitverkorenen en tempels schenken. Wanneer Maria eenmaal in een ziel heeft wortel geschoten, dan doet zij er wonderen van genade zoals zij alleen dat kan. Maria alleen immers is de vruchtbare maagd die haar weerga niet heeft gehad noch ooit hebben zal in zuiverheid en in vruchtbaarheid. Maria heeft met de heilige Geest het allerverhevenste aller tijden voortgebracht: een Godmens. Vanzelfsprekend zal zij ook de meest verheven wonderen van de laatste tijden tot stand brengen. Haar bijzondere taak is het de grote heiligen te vormen en op te voeden die leven zullen tegen het einde van de wereld. Wie anders immers dan deze uitzonderlijke en wonderbaarlijke Maagd is in staat om, in vereniging met de heilige Geest, het meest buitengewone en wonderbare te verrichten" (WG 34-35). In deze teksten blijkt hoezeer Maria verbonden is met de goddelijke Drieëenheid. Als dochter van de Vader, moeder van de Zoon en bruid van de heilige Geest is zij opgenomen in de liefdesgemeenschap van de Drieëne God. Tegelijkertijd is zij ook 'een van ons' en kent zij ons en heeft zij ons lief. De beste wijze om met haar verbonden te zijn is de dagelijkse toewijding. Hieronder volgt de tekst zoals deze door Montfort wordt voorgesteld:

"O Maria, in aanwezigheid van geheel het hemelse hof kies ik U vandaag tot Moeder en Koningin. In volledige overgave geef ik U en wijd ik U toe, mijn lichaam en mijn ziel, mijn innerlijke en uiterlijke goederen en de waarde zelf van mijn goede daden: verledene, tegenwoordige en toekomstige. Ik geef U, zonder voorbehoud, het volledige beschikkingsrecht over mij en over alles wat mij toebehoort, naar uw welbehagen en tot grootste glorie van God, in tijd en eeuwigheid. Amen."

En wat wij mogen verwachten verwoordt Montfort als volgt: "Dan immers zullen er wondere dingen hier op aarde gebeuren. De heilige Geest zal er, wanneer hij in de zielen het beeld van zijn lieve bruid gevormd ziet, overvloedig neerdalen en de mensen met zijn gaven vervullen, vooral met die van zijn Wijsheid, om wonderen van genade te verrichten" (WG 217).
Terug