Maria en de Heilige Geest
In haar beginnen de "wonderen van God" die de Geest tot stand zal brengen in Christus en de kerk, zichtbaar te worden.
De heilige Geest heeft Maria voorbereid door zijn genade. De moeder van Hem in wie "de godheid in heel haar volheid lijfelijk aanwezig is" (Kol. 2,9), moest "vol van genade" zijn. Zij is louter door genade zonder zonde ontvangen als de nederigste van alle schepselen, het meest in staat de onuitsprekelijke gave van de Almachtige te ontvangen. De engel Gabriël begroet haar dan ook terecht als "dochter van Sion": "Verheug u". Wanneer zij de eeuwige Zoon in zich draagt, doet zij in haar gezang in de heilige Geest de dankzegging van heel het volk van God, en dus van de kerk naar de Vader opstijgen.
In Maria verwezenlijkt de heilige Geest de liefdevolle heilsbeschikking van de Vader. Het is met en door de heilige Geest dat de Maagd de Zoon van God ontvangt en ter wereld brengt. Haar maagdelijkheid wordt unieke vruchtbaarheid door de kracht van de Geest en het geloof.
In Maria maakt de heilige Geest de Zoon van de Vader, die Zoon van de Maagd geworden is, zichtbaar. Zij is de brandende braamstruik van de definitieve theofanie: vervuld van de heilige Geest toont zij het Woord in de nederigheid van zijn vlees en laat Hem aan de armen en de eerstelingen van de volken kennen.
Tenslotte begint de heilige Geest door Maria de mensen, als "het voorwerp van de welwillende liefde van God," tot gemeenschap met Christus te brengen. De eersten die Hem ontvangen, zijn altijd de nederigen: de herders, de wijzen, Simeon en Hanna, het bruidspaar in Kana en de eerste leerlingen.
Aan het einde van deze zending van de Geest wordt Maria de "Vrouw", de nieuwe Eva, "moeder van de levenden", moeder van de "gehele Christus". Als zodanig is zij met de Twaalf, "eensgezind volhardend in het gebed" (Hand. 1,14), aanwezig bij de dageraad van de "eindtijd", die de Geest zal inluiden op Pinkstermorgen, wanneer de kerk te voorschijn treedt.